Deze week is het week van het werkgeluk. Met een grootse campagne en een heus manifest, dat volstaat met woorden die, dat moet ik toegeven, ik ook wel eens in de mond (of de pen) neem: plezier, waardering, positieve feedback, vertrouwen, autonomie, weg met overbodige regels etc.

Allemaal waar en belangrijk. En nu ben ik op zich niet tegen werkgeluk. Wie me kent weet dat ik mijn werk graag doe (ik heb dan ook ongelooflijk tof werk), maar toch voel ik me al langer niet helemaal comfortabel bij die werkgeluk hype. Het creëert namelijk wat hooggespannen verwachtingen, alsof elke dag op het werk een feest kan (moet?) zijn en je op een roze wolk door je werkdagen kan sjeezen.

Die verwachtingen zie ik bij mijn loopbaancoachees, zeker jongere mensen, die vaak in de eerste paar jaar van hun loopbaan al zeer teleurgesteld zijn over wat ze aantreffen op de werkplek. En dus verder zoeken. Maar ik zie het ook bij meer ervaren mensen, die zich afvragen wat ze missen, als er (onbekende) anderen zo enthousiast zijn over hun job, als werkgeluk de norm is. Ze hebben zeker nog niet ‘de job van hun leven’ gevonden?

De term werkgeluk creëert bij mensen het gevoel dat er iets fout is, met henzelf (want zij zijn er niet toe in staat of hebben het nog niet gevonden) of met hun werkplekken (want daar gaat echt alles mis). 

De tegenhanger van werkgeluk is zeker niet werkongeluk, maar wel een dosis jobrealisme: de ene dag zal ik me uitgedaagd en geprikkeld voelen, verbonden en blij, met uitschieters van euforie en trots bij het samen realiseren van een grote prestatie. De andere dag, de meeste dagen misschien zullen gewoontjes zijn, af en toe wat saai of net veel te druk, met uitschieters van dagen van doffe ellende.  

Terug naar mezelf. Ook bij mij het werk soms zwaar, of drukdruk of sluipt er wat routine in, verveling zelfs. Om nog maar te zwijgen over de files, de moeilijkere trajecten waar ik mijn hoofd op breek, de deadlines waar ik achteraan hol of de vervelende administratieve taken.

Wat maakt dan wel het verschil? Voor mij is dat een gevoel een doel te hebben, iets bij te dragen of te betekenen voor anderen of het grotere geheel. Dat, en de kans om zelf bij te leren en te ontwikkelen, houdt me op de been. Het zijn die dingen die ik mezelf in herinnering breng wanneer het werkgeluk wat op de achtergrond zit. Op Okinawa noemen ze het Ikigai.   

Bij deze dus een pleidooi voor zingeving als leidraad boven werkgeluk, en voor werktevredenheid, die gezapige vriend van werkgeluk, die wat minder springerig is, niet zoveel eist, voor rust en perspectief kiest en werk niet op een pied de stal zet, maar het in het geheel van ons leven een rechtmatige plek geeft, tussen (en niet boven) onze familiale en sociale relaties, onze vrijetijdsbesteding, de zorg die we opnemen en het verdriet en de vreugde van alledag.

Frustratie, verdriet, verveling, onzekerheid, druk,… het hoort er allemaal evenzeer bij als vervulling, trots, vreugde en plezier. En als we het daar met elkaar over kunnen hebben, dat heus niet elke werkdag een feest is en we het allemaal af en toe pokkelastig hebben en dat oké is, dan komen we misschien iets dichter bij echte verbinding, dat helpt meer om ons beter te voelen.

Maar hé, als er geen enkele dag nog de moeite is op je werk, of je hebt het gevoel weg te kwijnen of te ontploffen van de stress, laat dat dan niet gebeuren. Klop aan bij een loopbaancoach en breng iets in beweging, welkom!